Toegankelijkheid van tram en metro: de vier grote steden slaan de handen ineen

Tram en rolstoel
Tram en rolstoel

Iederin, de landelijke belangenorganisatie voor mensen met een beperking, heeft de belangenorganisaties in de vier grote steden benaderd met de vraag of zij willen meedenken over toegankelijkheid van tram en metro. Zo borgen zij de inbreng van ervaringsdeskundigen. Het gaat om Cliëntenbelang Amsterdam, VGR (Rotterdam), Voorall (Den Haag) en Solgu (Utrecht).

Behoefte van reiziger is uitgangspunt

De vier belangenorganisaties vinden een richtlijn (of (CROW-norm zoals dat heet), voor de toegankelijkheid van metro en traminfrastructuur uitsluitend zinvol als de behoeften van reizigers, met of zonder beperkingen, erkend worden. Die behoefte moet uitgangspunt zijn voor deze norm en leidend principe zijn bij de totstandkoming ervan. De norm of richtlijn kan dan als toetssteen gebruikt worden voor de mate van toegankelijkheid van de tram en metro in al zijn facetten én de basis vormen voor toekomstige investeringen.

VN-verdrag

Ondanks Ratificatie van het VN-Verdrag Handicap ervaren mensen met een beperking nog steeds veel belemmeringen in het reizen met het openbaar vervoer. Ook recente investeringen in zowel infrastructuur als materieel laten helaas zien dat toegankelijkheid voor iedereen in het openbaar vervoer in de praktijk niet vanzelfsprekend wordt waargemaakt. De wens, behoefte én de verwachting om als ieder ander zelfstandig met het openbaar vervoer te kunnen reizen zoals in het VN-verdrag is vastgesteld, is onverminderd groot.

De belangrijkste aandachtspunten:

  • de onbelemmerde toegang tussen halte en voertuig
  • de bereikbaarheid van haltes, stations en overstappunten (vindbaar, ‘beloopbaar’, sociaal- en verkeersveilig)
  • de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van liften en roltrappen bij ongelijkvloerse haltes en stations
  • de beschikbare (obstakel)vrije ruimte bij haltes op maaiveld.

Uitgangspunten

De belangenorganisaties uit de vier grote steden vinden daarom dat een norm of richtlijn voor de toegankelijkheid van metro- en traminfrastructuur moet voldoen aan de volgende uitgangspunten:

Reizigers

Reizigers dienen zich veilig te kunnen verplaatsen en zich veilig en welkom te voelen. De metro- en traminfrastructuur moet daarom geschikt zijn voor reizigers met een beperking of reizigers met beperkte mobiliteit. Hieronder wordt elke reiziger verstaan met een permanente of tijdelijke fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperking die hem, in wisselwerking met diverse drempels, kan beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met andere reizigers gebruik te maken van vervoersdiensten of voor wie de mobiliteit bij het gebruiken van vervoersdiensten is beperkt door zijn leeftijd. Concreet kan het gaan om reizigers die jong of oud, groot of klein, slechthorend of doof, slechtziend of blind zijn; reizigers die gebruik maken van hulpmiddelen zoals een taststok, hulphond, krukken, rollator of rolstoel; reizigers die moeite hebben de weg te vinden of informatie te begrijpen. Reizigers met verschillende mate van snelheid, kracht, energie en uithoudingsvermogen. Omdat mensen divers zijn in hun mogelijkheden om waar te nemen, te interpreteren en te handelen, is het uitgangspunt ‘kritisch gebruik’: rekening houden met uitersten in fysieke en mentale mogelijkheden en beperkingen als basis voor het vaststellen van grenswaarden.

Integrale Toegankelijkheid

De metro- en traminfrastructuur moet integraal toegankelijk zijn. Dit betekent dat de halte en het voertuig zo zelfstandig en gelijkwaardig mogelijk bereikt en betreed kunnen worden en alle functies op de halte en in het voertuig zo zelfstandig en gelijkwaardig mogelijk gebruikt kunnen worden.

Toelichting

Integraliteit

Alle verkeerskundige, bouwkundige- en inrichtingselementen, dus alle elementen in de reisketen, dienen op elkaar afgestemd te zijn en te worden bezien in samenhang. Het betreft dus geen categorale/specifieke voorzieningen.

Zelfstandig

Zelfstandig betekent zonder hulp van derden.

Gelijkwaardig

Een voorziening is op een gelijkwaardige manier toegankelijk wanneer:

  • de gebruikswaarde gelijk is (iedereen kan er op dezelfde manier gebruik van maken)
  • de gebruiker geen speciale behandeling hoeft te krijgen
  • er geen extra handeling door derden (bijv. bestuurders, conducteurs, servicemedewerkers) is vereist
  • een route of reis net zo lang is
  • in situaties waar de reguliere route niet toegankelijk is, de alternatieve toegankelijke route op hetzelfde punt uitkomt.

Bereiken

Men kan vanaf de openbare weg (of openbaar vervoer) via veilige, logische en toegankelijke voetpaden bij het terrein en/of de (hoofd)toegang van de halte of het station komen.

Betreden

Men kan vanaf de halte het voertuig, via een veilige, logische en toegankelijke route betreden.

Gebruiken

Men kan zelfstandig zijn reis maken inclusief de daarvoor benodigde voorbereidingen op de reis (zoals informatievoorziening over toegankelijkheid en de mogelijkheid om een toegankelijke reis te plannen) en uit te voerenhandelingen op de halte en in het voertuig.

Andere uitgangspunten

Kritisch gebruik

Bij ‘kritisch gebruik’ is de inbreng van de kritische gebruikers onontbeerlijk. Die moet vooraf bij ontwerp, aanschaf en in samenhang worden geborgd vóórdat er onomkeerbare besluiten worden genomen. De inrichting van de infrastructuur en het materieel dient afgestemd te zijn op de gebruiker. De inbreng van kritische gebruikers sluit aan bij het motto van het VN verdrag Handicap: ‘niets over ons zonder ons’.

Garanties

Er zijn garanties nodig op toegankelijkheid, gebruiksveiligheid en bedrijfszekerheid tijdens de beheer- en gebruiksperiode van de infrastructuur en het materieel, waaronder ook liften en mechanische instapvoorzieningen in materieel.

Sociale toegankelijkheid

Ook bij zelfstandig reizen blijft de interactie tussen medewerkers en reizigers (ook onderling) van belang. Toegankelijkheid is niet uitsluitend een technische opgave en iedereen wil een prettige reis; niet alleen mensen met een zichtbare beperking. Hulpvaardigheid is zeer vriendelijk bedoeld, maar is geen excuus voor of vervanging van fysieke ontoegankelijkheid.

Beschikbare kennis en ervaring

Er is al veel kennis en ervaring opgedaan. Zowel vanuit effectiviteit als eenduidigheid voor reizigers moet die kennis en ervaring worden benut; óók de inbreng van lokale ervaringskennis.

Ten slotte

Samenvattend kunnen we zeggen dat het volgens de belangenorganisaties uit de vier grote steden alleen mogelijk is een bruikbare norm of richtlijn voor de toegankelijkheid van metro- of traminfrastructuur op te stellen wanneer integrale toegankelijk het uitgangspunt is, de behoeften van de kritische reiziger hierbij als leidend principe wordt genomen en de kennis van ervaringsdeskundigen ingebouwd is in de gehele totstandkoming van de richtlijn.

Deze nota van uitgangspunten is opgesteld door:

  • Cliëntenbelang Amsterdam
  • Vereniging Gehandicaptenorganisaties Rotterdam
  • Voorall Den Haag
  • Solgu Utrecht

en wordt ondersteund door Ieder(in).